Voordat de Wilhelminapolder werd ingedijkt en een nieuw kanaal werd gegraven naar de Oosterschelde vond de scheepvaart vanuit de Goese haven plaats door het Goese Diep. Deze vaargeul liep door de schorren op geringe afstand van de zeedijk – de huidige Kattendijksedijk – en mondde ter hoogte van Kattendijke in de Schelde uit. Na de inpoldering bleef een groot gedeelte van de geul bestaan en pas ver in de negentiende eeuw was hij zover verland dat hij aan het landbouwareaal kon worden toegevoegd. Het hele schorrengebied, voorheen het woongebied van talloze vogels werd aan de natuur onttrokken.
Slechts op weinig plaatsen van de jonge polder was ruimte overgebleven voor waterwild. Behalve het voormalige Goese Diep liep er nog een forse kreek vanaf Kattendijke diagonaal door het oostelijke gedeelte van de polder om als onbetekenend slootje te eindigen voorbij de hofstee Rotterdam. Deze kreek bestaat nog tot op de dag van vandaag en dient als watergang. Verderop in het gebied liggen nog wat kleine kreekresten en het natuurgebied De Schenge.
Behalve het buitendijkse gebied – de slikken tussen het Goese Sas en Kattendijke – waar talrijke vogels foerageren, bood de polder slechts ruimte aan haar wild, zoals hazen en aan vogelsoorten als fazanten en patrijzen, die op de akkers voldoende voedsel vonden. De eerstgenoemde zijn nog steeds talrijk, maar de laatste uitermate schaars. Konijnen komen hier slechts sporadisch voor.
Bij de aanleg van het Goese Meer werd besloten het gedeelte van het Goese Diep dat pas in de loop van de negentiende eeuw was verdwenen, weer in het landschap terug te brengen. Binnen tien jaar is deze oude kreek en zijn directe omgeving uitgegroeid tot een aantrekkelijk natuurgebied, waarin vele dieren nestgelegenheid en voedsel vinden. Verderop in het land was een laatste rest van dat Goese Diep overgebleven als een onaanzienlijk slootje in het eindeloze polderland. Tot de omtovering van het gebied in een heuvelachtig parklandschap ten behoeve van de golfsport had dat laatste gedeelte van de eens zo drukbevaren kreek zijn bestaan als scheidingssloot gesleten. Knotwilgen langs de oever benadrukten zijn geprivilegieerde positie, want op weinig plaatsen in de Polder werden bomen op de akker getolereerd. Die bomen zijn bij de nieuwe aanleg piëteitvol gespaard, en de kreek – verbreed en verder doorgetrokken – maakt nu deel uit van een van de bekoorlijkste gedeelten van het golfterrein, waarin het verleden zichtbaar een spoor heeft nagelaten.
Ook in de meer gecultiveerde gedeelten van het plan is langzamerhand de fauna en met name de vogelstand aan een snelle opmars begonnen. Wie de foto’s van het pas gegraven meer en de opgehoogde eilanden beziet kan maar moeilijk geloven dat dit barre, onherbergzame en slijkerige land in weinige jaren is getransformeerd in een jong parklandschap.
Behalve in de aan de natuur overgelaten gedeelten is van een natuurlijke vegetatie nauwelijks sprake, maar vogels schijnen zich daar niet om te bekommeren, want wie zijn ogen de kost geeft kan van een gevarieerd vogelaanbod genieten. In het eerste jaar was zelfs een merel, met de mus de meest in ons land voorkomende vogel, niet te bekennen, maar nu hebben we al enige seizoenen van zijn bekoorlijke lied kunnen genieten. Behalve parkvogels komen ook weide- en wadvogels hier in grote aantallen voor, wat alleen maar mogelijk is in gebieden met een zo gunstige ligging als het onze.
Naarmate de jaren voortgaan zal het gehele Goese Meer en vooral het golfterrein met zijn uitgestrekte, dichte bosschages steeds meer vogelsoorten aantrekken en uitgroeien tot een fraaie tuin met een overvloed van water- en parkvogels. Aantrekkelijk als woongebied voor dieren en vooral ook voor die ene bijzondere soort die wij zijn, de geluksvogels.
De lijst van tot nu toe (note: is 2004!) waargenomen vogels op en in de onmiddellijke nabijheid van het Goese Meer werd samengesteld door Tineke Janse en Simon Hooimeijer en is te bekijken in het submenu "Vreemde vogels in en om het Goese Meer".