Wat De Visser vermoedde gebeurde en er kwam een nieuw gesprek en men raakte het eens.
Het allereerste en belangrijkste was het gesprek met de Wilhelminapolder voort te zetten en eerst moesten de onderhandeling met Duvekot, directeur van de Wilhelminapolder, worden heropend.
Duvekot zag het belang van het plan voor en hij kaartte het plan aan bij het bestuur van de Polder en trachtte het te overtuigen van het commerciële belang ervan.
In een vergadering met de maten wist directeur Duvekot echter de meesten te overtuigen.
Er werd enige malen met het bestuur gesproken. Het overleg vorderde moeizaam en vooruit kwamen ze niet. Tenslotte kwamen ze overeen een bemiddelaar te benoemen. Het werd een oud-ambtenaar van de Domeinen, Jan Tolner geheten en deze wist uiteindelijk gedaan te krijgen dat de Polder hem een mandaat gaf. Tolner bleek een zeer bekwaam onderhandelaar en een integer mens. Het ging nu sneller. Men kwam tot overeenstemming.
De polder besloot het ontvangen geld in agrarische waarden te herinvesteren en kon daarvoor 235 ha. betere grond terug kopen.
De BV Het Goese Meer zat nu met de vraag: hoe dit te financieren? De Visser had toegezegd binnen een maand na ondertekening te betalen, maar de banken waren afhoudend en benaderden het plan kritisch. Er moest iets worden ondernomen om ze over de streep te trekken. Daarom stelde De Visser voor zestig kavels buiten de financiering te houden en die te verkopen aan de WBU, De Vissers eigen bouwmaatschappij. Het betekende dus dat de BV een zeer behoorlijk bedrag uit eigen middelen financierde. Het aandelenkapitaal bedroeg nu 5 miljoen gulden. De ING bank bracht nog eens tien miljoen gulden vreemd kapitaal in.
Nu volgden de eerste serieuze contacten met de overheid. De gemeente moest een bestemmingsplan maken en uiteindelijk zou het tot een exploitatieovereenkomst met de gemeente moeten komen.
Binnen de gemeente leefde de vrees dat de Goese woningcapaciteit niet ongestraft met een dergelijk aantal woningen kon worden uitgebreid. De exploitatie-termijn van andere plannen zou verlengd worden, wat vertraging en dus geldverlies voor de gemeente zou opleveren. Volgens wethouder De Leeuw was die vrees ongegrond omdat die andere plannen (Oostmolenpark, Overzuid en Noordhoek 2) een totaal andere markt betroffen. Dit was een bijzonder plan, waarmee Goes zich duidelijk kon profileren.
In de achterliggende jaren was voornamelijk gebouwd in de sociale sector en voor de middengroepen. En ook de toekomstige ontwikkelingen voorzagen niet in woningbouw voor het hoger liggende segment. Kavels boven de 500 m2 werden niet aangeboden en dus moesten degenen die op zoek waren naar een huis in de duurdere prijsklasse hun geluk beproeven in de aangrenzende gemeenten, waar dergelijke kavels wel te koop waren. Dit verdroot de gemeente en ook de provincie was van mening dat de vlucht van welgestelden over de gemeentegrenzen een ongewenste ontwikkeling was.
Het Goese Meer bood de hogere inkomensgroepen de mogelijkheid te wonen in een gebied waar ruimte en water was, gewilde elementen in een woonomgeving. Bovendien werd de mogelijkheid geboden golf, een sport die snel aan populariteit won, te spelen. Diegenen die zochten naar een ruime kavel aan het water in de nabijheid van een goed voorzien centrum zouden hun geluk zeker weer elders beproeven als hun die mogelijkheid onthouden werd in hun eigen vertrouwde woonomgeving. Bovendien zou een dergelijke hoogwaardige woonomgeving een aanzuigende werking op het omringende gebied kunnen hebben, wat het verlies van koopkrachtige inwoners uit de voorgaande jaren enigszins zou compenseren. Door zijn specifieke kwaliteiten moest het plan in staat geacht worden ook mensen van buiten het directe verzorgingsgebied aan te trekken.
Vanuit de BV Het Goese Meer was men achteraf zeer tevreden over de samenwerking met de gemeente. Vooral wethouder De Leeuw zette zich voor het plan in omdat hij vond dat het goed was voor Goes. Ook tegen bezwaren die vanuit zijn eigen achterban (PvdA) naar voren werden gebracht, verdedigde hij zich op een overtuigende en bekwame wijze. Het plan zou Goes meer allure schenken terwijl het ook de plaatselijke economie ten goede kwam. Tegen het bezwaar dat het een project voor welgestelden was bracht hij in een wethouder te zijn voor alle inwoners. Ook welgestelden hadden rechten. Wat was er op tegen als ze alles uit eigen zak betaalden, terwijl Goes er in een aantal opzichten van profiteerde.
Het leek dus goed te gaan en voor de BV was er enige reden tot tevredenheid, maar niet alles liep van een leien dakje.